Naarmate ziekenhuizen moderniseerden, groeide de behoefte aan opgeleide verpleegsters en verplegers. Opleidingen van diverse pluimage schoten als paddenstoelen uit de grond. Het ontbreken van eenheid tussen de vele opleidingen was in 1893 aanleiding voor de oprichting van de Nederlandsche Bond voor Ziekenverpleging, die opleidingen en examens beter op elkaar wilde afstemmen en zo het peil van de verpleging verhogen. Initiatiefnemers waren, net als bij de oprichting van het ‘Maandblad’, adjunct-directrice Anna Reynvaan en freule Jeltje de Bosch Kemper. Diverse in deugdelijke verpleging geïnteresseerde artsen waren bij de oprichting betrokken. Zij hadden er vooral last van dat verpleegsters onvoldoende opgeleid waren. De Bond moest de opleidingseisen uniformeren en controleren. Personen én instellingen met belangstelling voor ziekenverpleging konden tegen betaling van contributie lid worden. De Bond bepaalde tot 1921 de examen- en opleidingseisen, waarna de overheid deze taak overnam. In 1964 ging de Bond op in de Nederlandse Vereniging van Verpleegkundigen.
- Maandblad voor Ziekenverpleging 3 (1893) afl. 6.
- C.H. van der Kooij, ‘Mara. Pleegzuster zijn. Ontwikkelingen in de ziekenverpleging en de organisatiepogingen van verpleegsters in Nederland, 1870-1920’ in: Tweede Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis (Nijmegen, 1981).
- N. Wiegman, ‘De verpleegster zij in de eerste plaats vrouw van karakter’. Ziekenverpleging als vrouwenzaak (1898-1998)’ in: Rineke van Dalen en Marijke Gijswijt-Hofstra, Gezond en Wel. Vrouwen en de zorg voor gezondheid in de twintigste eeuw (Amsterdam, 1998).